Pablo Picasso

Pablo Picasso (1881-1973)
Pablo Picasso, was al op zeer vroege leeftijd bezig met tekenen en schilderen. Volgens zijn moeder waren zijn eerste woorden zelfs ‘piz, piz’, een afkorting van het Spaanse woord lápiz, wat penceel betekent. Zijn vader was schilder en tekenleraar en Picasso kreeg het schilderen dan ook met de paplepel ingegoten.
Na gestudeerd te hebben aan de kunstacademie Real Academia de Bellas Artes de San Fernando in Madrid, maakte Picasso in 1900 zijn eerste reis naar Parijs, toen de kunsthoofdstad van Europa. Hier ontmoette hij de dichter Max Jacob, die hem de Franse taal en literatuur leerde. Al spoedig deelden de twee een klein en armoedig appartement. Deze periode in de schilderkunst van Picasso staat bekend als de ‘blauwe periode’. Hij maakte sombere schilderijen in donkere, voornamelijk blauwe kleuren.
Picasso werd steeds beroemder en kende zijn eerste successen als schilder. Daarnaast kreeg hij een relatie met Fernande Olivier. Hierdoor werd zijn werk steeds minder somber. Picasso ging vanaf nu voornamelijk zachtere tinten als roze gebruiken in zijn schilderijen. Het onderwerp van veel van deze schilderijen was het circus, waar Picasso en Olivier vaak te vinden waren. Deze zogenaamde ‘roze periode’ duurde van ongeveer 1904 tot 1906.

Na deze roze periode volgde een periode waarin Picasso sterk werd beïnvloed door Afrikaanse sculpturen in Parijs. Het eerste schilderij in deze periode is ‘Les Demoiselles d’Avignon’, geschilderd in 1907. Deze ‘Afrikaanse periode’ duurde tot ongeveer 1909. Tijdens deze periode ontwikkelde Picasso een geheel nieuwe stijl: het kubisme. Samen met Georges Braque wordt Picasso gezien als uitvinder van deze moderne kunststroming. Bij het kubisme werden objecten van meerdere standpunten bekeken en opnieuw op een abstracte manier weergegeven. Tussen 1909 en 1912 schilderde Picasso in de stijl ‘analytisch kubisme’. Er werden voornamelijk bruine en andere neutrale kleuren gebruikt. Dit ontwikkelde zich tussen 1912 en 1919 in een periode van ‘synthetisch kubisme’. Bij deze stroming werden papierfragmenten in de schilderijen verwerkt, als een soort collage.
Na de Eerste Wereldoorlog schilderde Picasso in een neoklassieke stijl. De minotaurus, een wezen uit de Griekse mythologie, was bijvoorbeeld een element dat vaak terugkwam in deze periode. In de jaren twintig en dertig kwam Picasso in aanraking met het surrealisme. Picasso raakte beïnvloed door deze nieuwe stijl en ging verder experimenteren met vormen, stijlen en kleuren. In 1937 schilderde hij wellicht zijn meest bekende schilderij, ‘Guernica’ en was een protest op het bombardement van het Spaanse stadje Guernica tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Het schilderij werd het symbool voor Picasso’s houding tegen oorlogvoering in deze periode vol massale oorlogen.
Na deze surrealistische periode ging Picasso meer abstracte werken schilderen. In zijn latere leven trok Picasso zich steeds meer terug uit de publiciteit en schilderde hij veel. Op 8 april 1973 overleed Picasso. Hij liet naast enorm veel schilderijen ook honderden sculpturen, tekeningen en andere kunstwerken na. Picasso wordt gezien als één van de meest invloedrijke kunstenaars van de twintigste eeuw. Daarnaast zijn de schilderijen van Picasso de meest gestolen kunstwerken ter wereld.